Slavenopstand Tula

 

In augustus 1795 komt op Curaçao een groep slaven, onder leiding van de slaaf Tula, in opstand tegen de koloniale machthebbers op Curaçao.

Ze gaan op weg naar de gouverneur in Willemstad om hun vrijheid op te eisen.

Onderweg breidt de groep zich uit tot zo’n tweeduizend opstandelingen.

 

“Wij zijn al te zeer mishandeld, wij willen niemand kwaad doen, maar willen onze vrijheid”, verklaart Tula.

De directe aanleiding voor de opstand is de economische crisis.

De slaven krijgen slecht te eten en worden gedwongen ook op zondag te werken.

 

Tula vindt dat Nederland de slavernij moet afschaffen, in navolging van de Fransen, die dat tijdens de Franse Revolutie gedaan hebben.

Omdat Nederland op dat moment een vazalstaat is van Frankrijk, vindt hij dat de slaven op Curaçao ook recht hebben op hun vrijheid.

Het komt tot een bloedige strijd, die een maand later beslecht wordt met de gevangenneming van Tula en de andere leiders.

Ze worden op gruwelijke wijze gemarteld en vermoord.

Het hoofd van Tula wordt ter afschrikking op een stok gezet.

 

De andere opstandelingen moeten terug naar hun ‘eigenaren’. Als straf wordt een deel van hun oor afgesneden.

Toch zijn er verbeteringen na de opstand.

De slaven hoeven niet meer op zondag te werken en de slavenhouders krijgen de opdracht om te zorgen voor voldoende eten en

kleding om nieuwe opstanden te voorkomen.